Stappenplan

Je kunt je B1-tekst in 6 simpele stappen maken. Eigenlijk is het niet heel anders dan traditioneel schrijven. Hoe moeilijk kan het zijn?

STAP 1: Ken je lezer

Voor wie is de tekst? Wat is het taalniveau van de lezer?
Bij een vakgenoot kun je rustig jargon gebruiken. In andere gevallen vermijd je dit. Kan het echt niet anders? Licht de moeilijke woorden dan 1x toe.

STAP 2: Kies je boodschap

Wat is je belangrijkste boodschap? Heb je meer boodschappen hou dan deze volgorde aan:

  1. Wat moet de lezer absoluut weten?
  2. Wat vind ik belangrijk om te vertellen?
  3. Wat zou de lezer nog willen weten?

Vraag je bij 2 en 3 af of het nodig is om dit te schrijven.

STAP 3: Bepaal de vragen van de lezer

Verplaats je in de lezer. Welke vragen zou hij kunnen hebben? Schrijf deze op. Vaak kun je van deze vragen kopjes maken.
Kopjes mogen ook stellend zijn, zoals “U hebt een betalingsachterstand”.
Zet kopjes in een aparte stijl zodat ze opvallen.

STAP 4: Beantwoord de vragen van de lezer

Onder de kopjes beantwoord je nu de vragen en/of geef je een toelichting. Je hoeft de vraag van het kopje niet te herhalen in de alinea.

  • Kies makkelijke en duidelijke woorden;
  • Schrijf korte actieve zinnen;
  • Eén boodschap per zin;
  • Gebruik vaker opsommingen.

STAP 5: Schrijf de inleiding

Een goede inleiding heeft het principe KLOPT-KLOPT-DA’S MOOI!

Is er al contact geweest?

  1. Benoem het contactmoment;
  2. Herhaal de vraag van de klant;
  3. Vertel het doel van je tekst.

Is er nog geen contact geweest?

  1. Benoem de aanleiding/de relatie;
  2. Beschrijf de situatie;
  3. Vertel het doel van je tekst.

STAP 6: Schrijf het slot

Een slot met “Vertrouwende”, “Ik vertrouw erop”, “Verblijvende” enz. is ouderwets! Het is voldoende om af te sluiten met uitleggen waar de lezer met vragen terecht kan. Dit zet je in een aparte alinea met een kopje.