Waar moet je op letten bij de woorden die je gebruikt? Het zijn maar 5 punten.
1. Concreet en consequent
Zeg duidelijk wat je bedoelt en gebruik steeds hetzelfde woord.
Niet: Wij nemen maatregelen.
Wel: U moet een boete betalen.
2. Geen nominalisaties
Schrijf een werkwoord niet als zelfstandig naamwoord. En benoem wie wat doet met werkwoorden.
Niet: De verwachting is dat…
Wel: Wij verwachten dat…
3. Moderne, alledaagse woorden
Vermijd woorden die je in spreektaal ook niet zou gebruiken. Gebruik dus geen ouderwetse woorden, vaktaal of formele taal. Check het woord op www.ishetb1.nl.
Niet: arrangeren en reduceren
Wel: regelen en verminderen
Niet: De leges bedragen € 36.
Wel:
1. Vervangen: De kosten zijn € 36.
2. Uitleggen: De leges bedragen € 36. Dit zijn kosten voor …
3. Weglaten: U betaalt € 36.
4. Eenduidige taal
Gebruik geen woorden die meerdere betekenissen hebben.
Niet: De directeur onthoudt zich van commentaar.
Wel: De directeur geeft geen commentaar.
5. Geen figuurlijke taal
Gebruik geen uitdrukkingen.
Niet: U staat op het punt om…
Wel: U begint met… / Hierna … u…