Waar moet je op letten bij de zinnen die je gebruikt? Het zijn maar 5 punten.
1. Korte zinnen
Gemiddeld 10 tot 12 woorden. Zet in een zin 1 hoofdgedachte. Lange zinnen kun je meestal opsplitsen in aparte zinnen.
Niet: Indien u…, dan moet u…
Wel: Heeft u…? Dan moet u…
2. Actieve zinnen
Wie doet of moet? Met de lijdende vorm is dat niet duidelijk genoeg.
Niet: De klant wordt gevraagd…
Wel: Wij vragen u…
3. Werkwoorden dicht bij elkaar
Niet: U staat in ons klantensysteem ingeschreven.
Wel: U staat ingeschreven in ons klantensysteem.
4. Geen verzachtende taal
Draai niet om de kern heen. Dat is voor veel lezers niet duidelijk.
Niet: Er is geen financiële ruimte.
Wel: U hebt geen geld.
5. Geen taalpuzzels
Gebruik geen ingewikkelde bijzinnen (tangconstructies) en dubbele ontkenningen.
Niet: Dan wordt het besluit, conform het bepaalde in art. 7, opnieuw vastgesteld.
Wel: Dan stellen wij het besluit opnieuw vast. In art. 7 staat hoe we dat doen.
Niet: Niet zonder toestemming
Wel: Alleen met toestemming